De Utrechtse Doopgelofte, ook wel (incorrect) Oudsaksische Doopgelofte genoemd, is een tekst uit het einde van de achtste eeuw. De gelofte is een vraag-en-antwoordtekst. In het eerste gedeelte zweert de verse bekeerling de duivel af, drie heidense goden (Uuoden, Thunaer en Saxnote), en alle unholdon die hun gezellen zijn. In het tweede gedeelte van de tekst stelt hij te geloven in God de Almachtige Vader en de drie-eenheid. In het Latijn zijn de instructies ingevoegd. Het eerste deel van de tekst staat hieronder:
Forsachistu diabolae?
Verzaak je de duivel?
(& respondeat.) Ec forsacho diabolae.
(en hij geve ten antwoord:) Ik verzaak de duivel.
End allum diobol gelde?
En alle duivelsdienst?
(respondeat.) End ec forsacho allum diobolgelde.
(hij geve ten antwoord:) En ik verzaak alle duivelsdienst.
End allum dioboles uuercum?
En alle werken van de duivel?
(respondeat.) End ec forsacho allum diaboles uuercum and wordum, thunaer ende uuoden ende saxnote ende allvm them unholdum the hira genotas sint.
(hij geve ten antwoord:) En ik verzaak alle duivelswerken en -woorden, Donar en Wodan en Saxnot en alle onhouden die hun gezellen zijn.
Vertaling: naar Nicoline van der Sijs[1]
De taal waarin deze deze tekst geschreven is, is onzeker. Sommige woorden erin zijn Oudhoogduits of Oudengels, andere lijken van Oudfriese, Oudengelse, Oudnederlandse of Oudnederduitse oorsprong te zijn. De gewone reconstructie is dat de tekst oorspronkelijk van missionairs uit Northumbrië kwam, en dat de Oudengelse tekst in Utrecht werd aangepast voor lokaal gebruik. De tekst werd dan weer gekopieerd in Mainz of Fulda, waar de Oudhoogduitse woorden werden toegevoegd. Over de details van deze theorie bestaan nog weer geschillen.[2] Van der Sijs noemt het “een Duits afschrift van de Nederlandse bewerking van een Engels origineel.”[3]
De Utrechtse Doopgelofte is in hetzelfde document overgeleverd als de Indiculus superstitionum et paganiarum.
[1] Nicoline van der Sijs, Calendarium van de Nederlandse Taal (Den Haag, Sdu Uitgevers: 2006), 28. https://pure.knaw.nl/portal/files/484266/2006_Van_der_Sijs_Calendarium-def.pdf [2] Marco Mostert, “Utrecht zwischen York und Fulda: Anfänge niederländischer Schriftlichkeit im Frühmittelalter”, in »Wider den Müßiggang …« Niederländisches Mittelalterim Spiegel von Kunst, Kult und Politik, ed. Ulrike Zellmann, Angelika Lehmann-Benz en Urban Küsters (Düsseldorf: Grupello, 2004), 27, 35. http://www.grupello.de/dateien/C018.pdf [3] Van der Sijs, Calendarium, 28. |