Als stamgodin van de Sunuci werd Sunuxsalis vereerd in het gebied tussen de Maas en de Rijn. Hoewel de sporen van haar verering alleen in Duitsland zijn aangetroffen, leefden de Sunuci ook in Limburg, dus is Sunuxsalis ook een godin van eigen bodem.

Wat we weten
De naam Sunuxsalis (een enkele keer gespeld als Sunuxalis en Sunucsalis, heden ook wel Sunuxsal, Sunucsal) komt voor op een elftal inscripties, allemaal gevonden in de regio tussen Bonn, Aken en Düsseldorf. Tien inscripties staan op votiefstenen, één op een bronzen plaatje.
Op één steen, het restant van een altaar gevonden in de buurt van Aken, zijn nog de onderbenen van een vrouw in een lang gewaad te zien, en (waarschijnlijk) een hond die in het midden zit.[1]
Theorieën
Sunuxsalis’ naam bestempelt haar als de patroongodin van de stam van de Sunuci. Waar deze stam precies leefde, weten we niet, maar het moet ergens tussen de Maas en de Rijn geweest zijn, tussen de stammen van de Tungri en de Ubii, en dus gedeeltelijk in Nederlands en Belgisch Limburg.[2] Dat maakt ook Sunuxsalis een godin van eigen bodem, al zijn er geen sporen van haar verering teruggevonden in de Lage Landen zelf.
De naam van de Sunuci gaat waarschijnlijk terug op het Proto-Indo-Europese *sunu-, ‘zoon.’ Maar of de naam Sunuxsalis dan Germaans of Keltisch is, is ongewis.
Günter Neumann leidt het tweede deel van de naam van de godin, -sal-, terug op Proto-Indo-Europees *sel- ‘woonruimte’ (waarvan ook Nederlands zaal[3]). Sunuxsalis is dan ‘zij die de Sunuci huisvest.’ Zo’n godin zou bijzonder handig zijn geweest voor de Sunuci, die verspreid in het gebied van de Ubii woonden, merkt hij op.[4] Patrizia de Bernardo Stempel erkent zijn verklaring als een mogelijkheid, maar geeft ook een alternatieve optie met een connectie met Keltisch*uxelo-, ‘vooraanstaand.’ Sunuxsalis zou dan ‘vooraanstaand vanwege haar zoon(s)’ betekenen.[5]
Xavier Delamarre tot slot leidt de naam terug op het Keltische *souno-, ‘dromen’ of ‘slapen’ (verwant met Latijn somnus) en Gallisch uχso- ‘hoog.’ Hij vertaalt Sunuxsalis dan als ‘zij die hoge dromen vervult.’[6] Hij legt echter niet uit waarom de Sunuci zichzelf ‘dromers’ (of zelfs ‘slapers’) genoemd zouden hebben. Geen stoere naam voor een IJzertijdse stam. Sunuxsalis is beter te verklaren als stamgodin van de Sunuci.
Persoonlijke ervaringen
Lees hier de interpretatie van Sunuxsalis van Senobessus Bolgon en hier die van Thia Frankisk Aldsido.
Bron: Epigraphik Datenbank Clauss / Slaby
Referenties
[1] CIL XIII 7858 [2] K. Jeneson en W.K. Vos (eds), Roman bathing in Coriovallum. The thermae of Heerlen revisited, Nederlandse Archeologische Rapporten 65 (2020),198. https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2020/01/01/roman-bathing-in-coriovallum [3] M. Philippa et al., “Zaal – (groot vertrek),” in Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, deel 4 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009). https://etymologiebank.nl/trefwoord/zaal [4] Günter Neumann, “Germani cisrhenani — die Aussage der Namen,” in Germanenprobleme in heutiger Sicht, ed. Heinrich Beck (New York/Berlijn: De Gruyter, 1986), 126. https://sci-hub.do/10.1515/9783110867343-007 [5] Patrizia de Bernardo Stempel, “Celtic ‘son’, ‘daughter’, other descendants, and *sunus in Early Celtic,” Indogermanische Forschungen 118 (2013): 278-279. sci-hub.se/10.1515/indo.2013.118.2013.259 [6] Xavier Delamarre, “Dea Sunuχsalis,” Studia Celtica Fennica 11 (2014): 5-7. https://journal.fi/scf/article/view/46264. |