Sunuxsalis

Als stamgodin van de Sunuci werd Sunuxsalis vereerd in het gebied tussen de Maas en de Rijn. Hoewel de sporen van haar cultus alleen in Duitsland zijn aangetroffen, leefden de Sunuci ook in Limburg, dus is Sunuxsalis ook een godin van eigen bodem.

Wat we weten

De naam Sunuxsalis (een enkele keer gespeld als Sunuxalis en Sunucsalis, heden ook wel Sunuxsal, Sunucsal) komt voor op een elftal inscripties die gevonden werden in de regio tussen Bonn, Aken en Düsseldorf. Tien inscripties staan op votiefstenen, één op een bronzen plaatje. Op één steen, het restant van een aedicula-altaar gevonden in Eschweiler (CIL XIII 7858), zijn nog de onderbenen van een vrouw in een lang gewaad te zien, en (waarschijnlijk) een hond die in het midden zit.[1]

Theorieën

Over het algemeen wordt Sunuxsalis beschouwd als stamgodin van de Sunuci. De precieze locatie van deze stam is niet bekend, maar ze leefden ergens tussen de Maas en de Rijn, tussen de Tungri en de Ubii, en dus gedeeltelijk in zowel Nederlands als Belgisch Limburg.[2] Hoewel de Sunuci door Tacitus beschreven werden als Germaans, is de oorsprong van de naam Sunuxsalis (en Sunuci) betwist, door sommigen als Germaans en anderen als Keltisch beschouwd.

Xavier Delamarre voert het eerste deel van de naam Sunuχsalis terug op Keltisch *souno-, van Proto-Indo-Europees *supnos/*swepnos, ‘dromen’ of ‘slapen.’ Het gedeelte –uχs– zou afkomstig zijn van Gallisch uχso-, ‘hoog,’ met tot slot ali als achtervoegsel dat een bijvoeglijk naamwoord aanduidt. In zijn geheel verklaart hij de naam als ‘Zij die hoge dromen vervult.’[3] Hij vergeet hier echter dat de naam van de godin verbonden is met die van de Sunuci, en dat de etymologieën dus zullen samenhangen. Een stam die zichzelf ‘dromers’ noemt is nog enigszins mogelijk, maar ‘slapers’ is wel heel onwaarschijnlijk.

Patrizia de Bernardo Stempel beschouwt de naam ook als Keltisch en verbindt hem met het Keltische *sunu-, ‘zoon,’ en *uxelo-, ‘vooraanstaand.’ De naam zou dan ‘Vooraanstaand vanwege haar zoon(s)’ betekenen. De naam zou ook een germanisering kunnen zijn, maar de naam van de Sunuci was oorspronkelijk Keltisch, stelt ze.[4]

Günter Neumann redeneert dat het tweede deel van de naam terug kan gaan op Proto-Indo-Europees *sel-, ‘woonruimte,’ (waarvan ook Nederlands zaal[5]) en dat de naam, van Germaanse oorsprong, dan Sunuc(a)-saliō- zou zijn, ‘Zij die de Sunuci huisvest.’ Hij verbindt deze mogelijke oorsprong van Sunuxsalis met het feit dat de sporen van de godin zijn gevonden in de regio waar de Sunuci zich tussen de Ubii hadden gevestigd – in het gebied van een andere stam, dus, waar goddelijke bescherming belangrijk kan zijn.[6]

Andere Germaanse etymologieën verbinden de uitgang -salis bijvoorbeeld met de Gotische woorden selei, ‘goedheid,’ en skohsl, ‘boze geest,’ maar die zijn beiden taalkundig onhoudbaar, redeneert Neumann. Rudolf Much maakte een verbinding met Oudnoors salr, ‘bodem’ of ‘hal,’ ook afkomstig van Proto-Indo-Europees *sel-. Dat zou volgens Much ‘Terra Sunucorum’ oftewel ‘land van de Sunuci’ opleveren, maar Neumann stelt dat salr geen ‘terra’ betekende en dat die verklaring dus niet klopt.[6] Het eerste deel van de naam Sunuxsalis wordt verder beschouwd als afkomstig van de naam van de stam van de Sunuci, ook door de Germanisten. Voor een discussie over de betekenis van Sunuci, zie Neumann p. 114-115.

Persoonlijke ervaringen

Lees hier de interpretatie van Sunuxsalis van Senobessus Bolgon en hier die van Thia Frankisk Aldsido.

Votiefsteen uit Keulen.
Bron: Epigraphik Datenbank Clauss / Slaby
Referenties
[1] “Sunuxsalis,” Keltische Götternamen in den Inschriften der römischen Provinz Germania Inferior, http://gams.uni-graz.at/o:fercan.301
[2] K. Jeneson en W.K. Vos (eds), Roman bathing in Coriovallum. The thermae of Heerlen revisited, Nederlandse Archeologische Rapporten 65 (2020),198. https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2020/01/01/roman-bathing-in-coriovallum
[3] Xavier Delamarre, “Dea Sunuχsalis,” Studia Celtica Fennica 11 (2014): 5-7. https://journal.fi/scf/article/view/46264
[4] Patrizia de Bernardo Stempel, “Celtic ‘son’, ‘daughter’, other descendants, and *sunus in Early Celtic,” Indogermanische Forschungen 118 (2013): 278-279. sci-hub.do/10.1515/indo.2013.118.2013.259

[5] M. Philippa et al., “Zaal – (groot vertrek),” in Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, deel 4 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009). https://etymologiebank.nl/trefwoord/zaal
[6] Günter Neumann, “Germani cisrhenani — die Aussage der Namen,” in Germanenprobleme in heutiger Sicht, ed. Heinrich Beck (New York/Berlijn: De Gruyter, 1986), 126. https://sci-hub.do/10.1515/9783110867343-007
[6] Idem, 125-126.

Geef een reactie