Matronen

De matronen waren godinnen die in drietallen vereerd werden, in een groot gebied dat ook de Lage Landen beslaat. Honderden inscripties aan de matronen zijn gevonden, met zowel Keltische als Germaanse bijnamen. Ze hadden een breed scala aan functies, maar waren voornamelijk hoedsters van plaats, stam en familie, gevende en beschermende godinnen. Ze waren daarnaast ook vruchtbaarheidsgodinnen. Mogelijk zijn ze tevens verwant aan de Noord-Germaanse dísir en vormden ze onderdeel van een cultus van vrouwelijke geesten die eeuwenlang standhield.

Wat we weten

De Matres en Matronae (vanaf hier aangeduid met matronen) waren godinnen die in drietallen vereerd werden. Er zijn meer dan 1100 votiefstenen met inscripties en afbeeldingen van deze godinnen terugggevonden, verspreid over het Nederrijngebied, Oost-Gallië, Groot-Britannië en Noord-Italië, uit de eerste eeuwen van de jaartelling.

De matronen dragen namen die hun domein dan wel functie aanduiden, zoals bijvoorbeeld Matronae Renahenae, de matronen van de Rijn. In totaal zijn er bijna 100 verschillende matronennamen gevonden, waarvan ongeveer de helft Keltisch en de helft Germaans is. Sommige matronen worden maar een enkele maal genoemd, maar van anderen zijn tientallen inscripties gevonden, zoals bijvoorbeeld de Matronae Vacallinehae, waarvan alleen al in het Duitse Pesch meer dan 100 inscripties werden gevonden. Het Duitse Nederrijngebied is sowieso rijk aan inscripties; ook in o.a. Bonn, Nettersheim, Keulen en Morken-Harff zijn tientallen tot honderden matroneninscripties gevonden. In de Lage Landen staat de teller op zeven.

Op verschillende inscripties worden de matronen ook verbonden met andere Romeinse godinnengroepen, zoals de Iunones, beschermsters van meisjes en vrouwen, de Campestres, beschermsters van legerplaatsen, de Parcae, schikgodinnen, en de Suleviae. Op sommige inscripties wordt alleen Matronae of Matres vermeld, zonder toenaam, of is de toenaam niet meer leesbaar.

Afbeeldingen

Op een groot deel van de votiefstenen worden de matronen niet alleen genoemd, maar ook afgebeeld. Bijna altijd worden de godinnen in drietallen voorgesteld. In het Nederrijngebied zijn het drie zittende vrouwen, die manden met vruchten vasthouden. De middelste van de drie is een jonge vrouw met los haar; de andere twee hebben de haardracht van getrouwde vrouwen. De matronen uit Gallië daarentegen zijn steevast alledrie afgebeeld als getrouwde vrouwen en dragen losse vruchten of hoorns des overvloeds. Andere afgebeelde attributen zijn offergaven – naast vruchten en wierook ook varkens en vissen – kinderen en luiers, planten, bomen en slangen, brood, geld en spinwaren.

Replica van een altaar voor de Matronae Aufaniae, uit Nettersheim
Bron: Frank Vincentz, Wikimedia Commons

Theorieën

Functie en cultus

De namen en afbeeldingen van de matronen laten zien dat ze een breed scala aan functies hadden. Over het algemeen waren ze vooral lokale godinnen met een beschermende dan wel hulpgevende functie.

Veel matronennamen zijn verbonden aan die van plaatsen of volkeren, en waren waarschijnlijk hoedsters van die locatie of stam. Inscripties aan deze lokale matronen zijn niet alleen in de betreffende regio’s zelf gevonden, maar ook verder weg, vaak gemaakt door soldaten die de matronen van hun thuisland vereerden. De matronen konden met zowel kleine als grote regio’s of groepen verbonden zijn – zo zijn er de Matres Frisavae Paterniae, schutspatronessen van één stam, maar ook de Matres Italis Germanis Gallis Brittis, die een half continent onder hun hoede hadden. Ook legerplaatsen konden door de matronen beschermd worden, getuige de Matres Campestres. Hun bescherming was niet beperkt tot mensen; veel matronen waren verbonden met geografische plaatsen, in het bijzonder rivieren – bijvoorbeeld de eerdergenoemde Matronae Renahenae, of Rijn-matronen. Op verschillende votiefstenen worden de matronen dan ook samen aangeroepen met de genii locorum, de geesten van de plaats.

Andere matronennamen, zoals de Matronae Alagabiae, ‘algevenden’, wijzen op een functie als schenkende godinnen. Waarschijnlijk staan de afbeeldingen van vruchten, broden en cornucopiae hiermee in verband, en zijn de matronen ook vruchtbaarheidsgodinnen.

De luiers en baby’s waarmee de matronen soms worden afgebeeld, duiden daarnaast op een functie als beschermsters van de familie en geboorte, of wellicht zelfs een functie als bovennatuurlijke vroedvrouwen.[1] De connectie met de familie blijkt ook uit namen als Matres Iunones (beschermsters van meisjes) en Matres Domesticae (‘van het huis’) – en natuurlijk betekent Matres zelf ‘moeders.’

Weer een andere functie van de matronen was waarschijnlijk die van lotsgodinnen. Op een drietal inscripties uit Groot-Brittannië is de naam Matres Parcae gevonden; de Parcae waren de Romeinse schikgodinnen. Rudolf Much maakt hier de connectie met de rol van geboortegodinnen: de matronen zouden het lot van de pasgeborene bepalen.[2]
Misschien hiermee verbonden is een associatie met de dood. De honden en slangen die hier en daar met de matronen worden afgebeeld, gelden vaak als symbool voor de onderwereld en/of de dood.

Tot slot zijn er nog enkele matronennamen die duiden op een rol als strijdgodinnen, zoals de Matronae Boudunneihae. Ook met eden en de rechtspraak zijn sommige matronennamen verbonden.

Het moge duidelijk zijn dat het domein van de matronen niet beperkt was tot één functie. Hun hoofdrol lijkt vooral die van beschermgodinnen te zijn, met gevende dan wel helpende hand. Sommige matronen waren verantwoordelijk voor vruchtbaarheid, andere voor de familie en kinderen.

Het is onmogelijk te bepalen hoe al deze matronengroepen in relatie tot elkaar stonden. Stonden de stam-matronen volkomen los van de rivier-matronen en de geboorte-matronen, of waren het in essentie dezelfde drie figuren die simpelweg onder verschillende namen werden aangeroepen? En wat was de aard van de drie matronen zelf? Waren het drie losstaande godinnen of één godin met drie gezichten? Aangezien de drie figuren op de afbeeldingen vaak van elkaar verschillen, en matres en matronae meervoudsvormen zijn, lijkt het eerste waarschijnlijker. Het is ook de vraag in hoeverre je de matronen kan bestempelen als ‘godinnen.’ Gezien hun alomtegenwoordigheid is het ook mogelijk dat ze eerder als een soort vrouwelijke geesten gezien werden, vergelijkbaar met de Noordse dísir (zie hieronder).

Of er een scherp onderscheid bestond tussen de titels Matres en Matronae, is twijfelachtig. Sommige matronen krijgen verschillende titels op verschillende inscripties – zo zijn er inscripties voor zowel de Matres Aufaniae als de Matronae Aufaniae. Er zijn wel geografische verschillen: zo werd in het Nederrijngebied vooral Matronae gebruikt, en in Gallië vooral Matres en Matrae. Er bestaan verschillende theorieën over het verschil, zoals moedergodinnnen vs. godinnen als getrouwde vrouwen (De Vries), of een hogere status voor de Matronae-cultus dan de Matres-cultus (Shaw), maar het blijft giswerk. In de praktijk hadden de Matres en Matronae waarschijnlijk meer overeenkomsten dan verschillen.

De matronen werden vereerd door mensen van alle slag: soldaten en burgers, de elite en de lagere klassen – tenminste, degenen die geromaniseerd en geletterd (of welvarend) genoeg waren om een votiefsteen te maken. Van de verering door de mensen die dat niet waren, kunnen we niets meer weten.

Datzelfde probleem komen we tegen bij de vraag waar de matronencultus vandaan komt. De verdeling tussen Keltische en Germaanse matronennamen is ongeveer 50/50, maar de meeste votiefstenen zijn in oorspronkelijke Keltisch gebied gevonden. Dat hoeft niet te betekenen dat de Germaanse stammen aan de oostzijde van de Rijn geen matronen vereerden, maar omdat zij niet romaniseerden, heeft die eventuele cultus geen sporen nagelaten. Het is dus niet te bepalen of de matronencultus oorspronkelijk Keltisch was en werd overgenomen door de naburige Germanen, of dat de cultus een gedeelde oorsprong had. Het is in ieder geval goed mogelijk dat de ontmoeting tussen Kelten en Germanen leidde tot een intensivering van de verering van de matronen en – in samenspel met de romanisering – het nalaten van de sporen ervan.

Identificatie met andere godinnengroepen

Het onderscheid tussen matronen en andere godinnen lijkt niet altijd scherp te zijn geweest. Zo zijn de Suleviae, een andere lokale groep godinnen uit de Romeinse tijd, af en toe ook bestempeld als matronen. Ook de godin Nehalennia lijkt een connectie met de matronen te hebben: in een enkel geval is zij, net als de matronen, drievoudig afgebeeld. Qua functies heeft Nehalennia – godin van de vruchtbaarheid, bescherming op zee, wellicht ook de dood – veel overeenkomsten met de matronen, maar zij is duidelijk een enkele godin.

De matronen zijn ook in verband gebracht met godinnengroepen uit later eeuwen. Zo zijn ze door velen geïdentificeerd met de Noordse dísir. De dísir waren vrouwelijke bovennatuurlijke wezens die onder andere bescherming en vruchtbaarheid schonken. De walkuren – strijdgodinnen – vielen ook onder de dísir, net als de nornen, of schikgodinnen. De laatsten opereerden vaak ook in drietallen. Net als de matronencultus had de dísir-cultus een sterk lokaal karakter. Het is dus heel goed mogelijk dat de dísir inderdaad verwant waren aan de matronen.
De dísir werden in West-Scandinavië geëerd met het feest Dísablót, eind oktober, en in Zweden met de Disathing, begin februari. Deze feesten worden wel in verband gebracht met de Angelsaksische heidense feestdag Modraniht, ‘moedersnacht,’ die eind december werd gehouden. Waren de dísir (lett. ‘hooggeplaatste vrouwen’), modru (‘moeders’), matronae (ook ‘hooggeplaatste vrouwen’) en matres (‘moeders’) allemaal dezelfde figuren? Als dat het geval is, zouden ook de matronen wellicht een feestdag in de winter gehad kunnen hebben. Maar dat blijft bij speculatie.
Het geloof in vrouwelijke bovennatuurlijke wezens werd na de kerstening wellicht bestaan in de verering van groepen van (drie) vrouwelijke heiligen. Zie ook de witte wieven.

Matronen in de Lage Landen

Hoewel de sporen van de matronencultus in het Nederrijngebied zich vooral concentreren in het gebied rond Keulen, zijn er genoeg aanwijzingen dat de matronen ook vereerd werden in de Lage Landen. In Nederland en België zijn in totaal slechts zeven matroneninscripties gevonden, maar er zijn ook matronen die aan dit gebied gelinkt zijn via hun naam, die naar stammen en locaties binnen de Lage Landen verwijzen.

Stammenmatronen

Ooit had iedere grote en kleine groep in deze omgeving waarschijnlijk zijn eigen matronen. Nu zijn er nog maar een paar van bekend:

  • Matronae Cantrusteihiae: waarschijnlijk de matronen van de stam van de Condrusi (~Ardennen). De naam is gevonden op twee Duitse inscripties, maar ook in Hoeilaart, Vlaams-Brabant.[3]
  • (Matronae) Nervinae: matronen/godinnen van de stam van de Nervii (~Oost-Vlaanderen en Henegouwen). Gevonden op een inscriptie van net over de Franse grens, in Bavay.[4]
  • Matres Frisavae Paterniae: ‘vaderlijke moeders’ van ofwel de Frisii (Noord-NL), ofwel de Frisiavones (~Zuid-Holland).[5] Gevonden op een inscriptie in Xanten.[6]
  • Matronae Hamavehae: waarschijnlijk de matronen van de stam van de Chamavi (~Gelderland). Gevonden op een inscriptie in Jülich.[7]
  • Matres Augustiae Eburnicae: mogelijk de moeders van de Eburones (~Limburg).[8] Gevonden op een inscriptie in Lyon.[9]
  • Matres Paterniae Hiannanefates of Kannanefates: moeders van de stam van de Cannanefates (~Rijnmonding)? Gevonden op een inmiddels verloren votiefsteen uit Keulen.[10]

Locatie-matronen

Ook de bossen, stromen, nederzettingen en centrale plaatsen hadden hun eigen matronen. Net als bij de stammenmatronen zijn ook hiervan maar een paar overgeleverd. In de meeste gevallen is de connectie met de locatie vrij onzeker.

  • Matronae Renahenae: matronen van de Rijn. Gevonden op twee inscripties in Bonn.
  • Matres Mopates: de naam is gevonden in Nijmegen, op een votiefsteen geschonken door een graanhandelaar van de stam van de Nervii. Was deze naam Keltisch voor ‘moeders van het kind,’ of waren dit de moeders van de Moft, een bos nabij Nijmegen?[11],[12]
  • Matronae Mah(a)linehae: de matronen van Mechelen, of rechtsgodinnen? De naam is gevonden op twee inscripties uit Keulen.[13]
  • Matronae Lanehiae: misschien de matronen van Lasne (bij Brussel, middeleeuwse naam Lanehe), misschien ook niet. Gevonden op een inscriptie in Lechenich, dat ook wel als kandidaat-locatie naar voren is gebracht.[14],[15] Er zijn echter nog meer verklaringen mogelijk die niets met beide plaatsen te maken hebben.[16]

Overige matronen van eigen bodem

Niet alle matronen van eigen bodem zijn expliciet met de Lage Landen verbonden. Van sommige kunnen we aannemen dat ze in deze regio vereerd werden, omdat ze genoemd worden door inwoners ervan.

Binnen de Lage Landen is Nijmegen het rijkst aan matroneninscripties. Naast de eerdergenoemde Matres Mopates is hier ook een inscriptie gevonden voor de Matronae Aufaniae, waarvan ruim 80 inscripties gevonden zijn, voornamelijk in Bonn, Nettersheim en Keulen.[17] In Nijmegen zijn ook twee inscripties gevonden waarvan alleen het woord Matribus en/of Matronis overgebleven is.

Dan zijn er nog de inscripties die gemaakt werden door inwoners van de Lage Landen die in het buitenland verbleven. Het gaat hier om soldaten die in Groot-Britannië gestationeerd werden. Hun afkomst is af te leiden uit de naam van hun eenheid.

Van het Cohort I Tungrorum – van de stam van de Tungri (~Vlaams-Brabant en Limburg) – zijn twee matroneninscripties bekend. Eén is gericht aan naamloze matres, de andere aan de Matres Campestres en de Matres Alaterviae.[18] De eersten waren beschermsters van het legerkamp, de tweeden waren misschien verwant aan de Matronae Alaferhuiae, die bij Bonn vereerd werden. De naam Alaterviae kan ook ‘al-trouw’ of ‘woudgodinnen’ betekenen.

Een gedeeltelijk beschadigde inscriptie gericht aan de Deae Matres Transmarinae, de ‘Overzeese Moedergodinnen,’ is mogelijk afkomstig van een eenheid van de stam van de Marsaci (~Zeeland). Die lezing zou passen bij het feit dat hier de Overzeese moeders worden aangeroepen (dus: die van het thuisland aan de andere kant van de zee), maar is zeer onzeker: van het woord Marsacorum zijn alleen de M en R nog te lezen.[19]

In Vechten (Utrecht) werd ook nog een Matres-inscriptie gevonden, maar de hier genoemde Matres Noricae waren verbonden met Noricum, een Romeinse provincie waar nu Oostenrijk en Slovenië liggen, en dus geen echte matronen van eigen bodem.[20]

Referenties
Geraadpleegde bronnen:
Philip Shaw, Pagan Goddesses in the Early Germanic World: Eostre, Hreda and the Cult of Matrons (Londen: Bristol Classical Press, 2011).
Rudolf Simek, Dictionary of Northern Mythology, vert. Angela Hall (Cambridge: DS Brewer, 1993).
Jan de Vries, Altgermanische Religionsgeschichte. Bd. 2 Die Götter – Vorstellungen über den Kosmos – Der Untergang des Heidentums (Berlijn: De Gruyter, 1970), 288-302. https://sci-hub.do/10.1515/9783110855197.288

Voetnoten:
[1] Miranda Green, Symbol and imagery in Celtic religious art (London: Routledge, 1992), 191-203.
[2] Rudolf Much, “Waren Die Germanen Des Caesar Und Tacitus Kelten?” Zeitschrift Für Deutsches Altertum Und Deutsche Literatur 65, no. 1/2 (1928): 44. http://www.jstor.org/stable/20652838

[3] CIL XIII 3585
[4] CIL XIII 3569
[5] M. C. Galestin, “Frisii and Frisiavones,” Palaeohistorica 49/50 (2007/2008), 697. https://ugp.rug.nl/Palaeohistoria/article/view/25159/22611
[6] CIL XIII 8633
[7] CIL XIII 7864
[8] Garrett Olmsted, The gods of the Celts and the Indo-Europeans (revised edition 2019) (oorspronkelijke publicatie: Innsbruck, 1994), 415. https://www.academia.edu/38135817
[9] CIL XIII 1765
[10] CIL XIII 8219
[11] “Matres Mopates,” Keltische Götternamen in den Inschriften der römischen Provinz Germania Inferior, http://gams.uni-graz.at/o:fercan.42
[12] Peter Alexander Kerkhof, “Romaans aan de Rijn: enkele Romeinse plaatsnamen in Nederland,” Neerlandistiek, 6 augustus 2014, https://www.neerlandistiek.nl/2014/08/romaans-aan-de-rijn-enkele-romeinse-plaatsnamen-in-nederland/

[13] CIL XIII 8221, AE 1937 0015
[14] CIL XIII 7976
[15] Olmsted, The gods of the Celts, 425.
[16] “Matronae Lanehiae,” Keltische Götternamen in den Inschriften der römischen Provinz Germania Inferior, http://gams.uni-graz.at/o:fercan.57
[17] CIL XIII 8724
[18] RIB 1598, RIB 2135
[19] RIB 919

[20] CIL XIII 8813

Geef een reactie