Irmin

Was Irmin een god, die door verschillende Germaanse volkeren vereerd werd? Dat is twijfelachtig, want zijn naam betekende ‘groot,’ waardoor bijna al zijn vermeldingen ook alledaagser te interpreteren zijn. Toch is het niet uit te sluiten dat hij een god was die vereerd werd door de Irminonen, de Saksen of de mensen bij het huidige Ermelo. Wat precies zijn functie was, is onduidelijk, maar hij had waarschijnlijk een belangrijke rol.

Foto van de stam van een den

Wat we weten & Theorieën

In het geval van Irmin is er zo weinig wat we zeker weten, dat ik hier de kopjes van feiten en theorieën heb samengevoegd.

De god Irmin is een bijzonder geval. We komen zijn naam een aantal keer tegen in de geschiedenis, maar in elk van die situaties is er een zekere onzekerheid, niet in het minst vanwege de betekenis van Irmins naam. Het is daardoor moeilijk te bepalen waar, hoe en zelfs of hij werd vereerd.

Tacitus en de Irminonen

De vroegste vermelding verwijst – vermoedelijk – naar Irmin als een persoon. In de eerste eeuw CE beschreef de Romeinse schrijver Tacitus in zijn Germania hoe de Germaanse stammen in drie groepen waren onderverdeeld: de Ingvaeonen, de Istraeonen en de Herminonen. Die laatste naam wordt vaak beschouwd als een verbastering van Irminonen; het is waarschijnlijk dat de namen allitereerden, en bij de latinisering van Germaanse woorden werd wel vaker een H toegevoegd.[1] De drie stammen waren, schreef Tacitus, vernoemd naar de drie zonen van de figuur Mannus, zoon van de god Tuisto, die op zijn beurt “uit de aarde voortgekomen” was.[2]

Daarmee zou Irmin de broer van Ing en Ister zijn geweest, en de stamgod of mythische voorouder van de Irminonen. Die leefden in het Germaanse binnenland, aan de rivier de Elbe, niet in de Lage Landen dus. Vandaag de dag wordt de term Irminoonse talen gebruikt voor de Hoogduitse talen (Duits, Jiddisch en Luxemburgs).

Naam

De naam Irmin gaat terug op het Proto-Germaanse *ermunaz, wat zoveel betekende als ‘groot,’ ‘(ge)heel’ of ‘geweldig.’ Het woord had een religieuze connotatie; wellicht betekende het ooit ook ‘goddelijk.’ We komen het ook tegen als eerste lid in verschillende samenstellingen, zoals ON Jörmungandr, ‘groot monster,’ de wereldslang, OE eormengrund, ‘aarde,’ OHD irmingot, ‘(de christelijke) God’ en OS irminthiod, ‘volk’ of ‘mensheid.’[3]

Die concrete betekenis, ‘groot,’ levert problemen op bij pogingen tot het destilleren van een godheid uit de verwijzingen die na Tacitus zijn overgeleverd. Als voorvoegsel kan het immers ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt zijn: iets wat begint met irmin- kan verwijzen naar de god Irmin, of gewoon ‘groot’ zijn.

Irminsul en Irminlo

De volgende verwijzing naar Irmin komt uit de achtste eeuw CE. Daar wordt in de Frankische annalen melding gemaakt van een zogenoemde Irminsul, een Saksische heilige plaats, die door Karel de Grote veroverd, geplunderd en vervolgens verwoest werd. Het moet een aanzienlijk heiligdom zijn geweest, want de Frankische koning had meerdere dagen nodig om alles te vernietigen.[4] De Irminsul, of “columna universalis,” was een houten stam of zuil, die de wereld droeg.[5]

Deze Irminsul is regelmatig in verband gebracht met Irmin de god: Irminsul zou de ‘zuil van Irmin’ zijn (al zouden we dan een vorm in de tweede naamval verwachten: Irmines sul, ‘Irmins zuil’).[6] Er is één vroegmiddeleeuwse bron die inderdaad die connectie maakt: de tiende-eeuwse Saksische kroniekschrijver Widukind van Corvey beschreef in zijn Res gestae Saxonicae hoe de Saksen “Mars” vereerden met zuilen, en vermeldde: “degene die wij Mars noemen, heet bij de Grieken Hirmin of Hermes.” Dat lijkt erop te duiden dat er inderdaad een god Irmin of Hirmin was die vereerd werd met of bij de Irminsul(s). Maar de schrijver was hier in de war: het Griekse equivalent van Mars was niet Hermes, maar Ares. Wellicht zocht hij een god waar er geen was. Zijn verwarring blijkt verder uit de volgende zin: “Tot op heden gebruiken wij dat woord, zowel voor lof als voor kritiek, maar we weten niet wat het echt betekent.”[7] Het woord irmin betekent ‘groot’ (een woord dat inderdaad zowel voor lof als voor kritiek gebruikt kan worden), en de Irminsul was dus waarschijnlijk ‘gewoon’ een ‘grote zuil’ – weliswaar met een religieuze betekenis, maar niet vernoemd naar een god.

Dezelfde redenering kunnen we toepassen op de derde attestatie van de naam Irmin, als Irminlo, een negende-eeuwse vorm van het huidige Ermelo (Gelderland). Het achtervoegsel -lo betekent ‘bos,’ dus Irminlo wordt door sommigen uitgelegd als ‘Irmins bos.’ Ook hier zouden we in dat geval echter een tweede naamval verwachten: Irmineslo. Irminlo was waarschijnlijker vernoemd naar een ‘groot bos.’[8]

Conclusie

Dat er ooit een god Irmin was, stamgod en/of mythische voorouder van de Irminonen, is waarschijnlijk. Of Irmin ook later door de Saksen en de inwoners van Ermelo werd vereerd, is ten zeerste de vraag.

Olivier van Renswoude oppert de mogelijkheid dat de naam van de god niet Irmin was, maar *Ermo. De woorden Ermensul en Ermenlo – nevenspellingen van Irminsul, Irminlo – zouden dan grammaticaal correct ‘Ermo’s zuil’ en ‘Ermo’s bos’ betekenen. Hij ziet in Ermo dan een aarde- of wereldgod, wiens zuil de wereld droeg, maar merkt op dat dat moeilijk in overeenstemming te brengen is met het feit dat hij de zoon van Mannus was, wiens naam ‘man’ betekent.[9] Hij brengt er verschillende mogelijke verklaringen voor naar voren, maar die zijn wat vergezocht, en mijns inziens niet per se nodig: wellicht begon deze god zijn loopbaan als bescheiden stamgod met een grote naam, en groeide hij uit tot een wereld-god wiens zuil alles omhooghield. Het kan ook nog steeds zijn dat de stamgod Irmin volledig losstond van Irminlo en de Irminsul.

Identificatie met andere goden

Zoals veel goden is Irmin met verschillende bekende goden uit het Germaanse (of Noordse) pantheon in verband gebracht. Jan de Vries beschouwt Irmin en de god Tiwaz als één en dezelfde. Hij hangt de lezing van de naam Irmin als ‘goddelijk’ aan, wat matcht met de vertaling van *Tiwaz als ‘god.’ Ook noemt hij de mogelijkheid dat Irmin verbonden is met de Indische god Aryaman en de Oudierse mythische held Éremón.[10]

Tevens is er een connectie te maken met Wodan, of Odin, die de bijnaam Jörmunr, ‘de grote, de machtige’ droeg, cognaat met Irmin. Odin is ook verbonden met de wereldboom Yggdrasil (‘Yggrs paard,’ Yggr was een andere bijnaam van Odin), die vergeleken kan worden met de Irminsúl. Als die wel verbonden was met de god Irmin, zou hier een connectie kunnen zijn. Maar dit verband is zwak en staat op nog meer losse schroeven dan de theorie van het bestaan van Irmin zelf. Ook met Donar is Irmin te vergelijken, die als Thor in IJsland geassocieerd werd met zuilen.[11]

Referenties
[1] Olivier van Renswoude, “Eresburg endi Irminsúl,” Taaldacht, 7 juli 2020, https://taaldacht.nl/2020/07/07/eresburg-endi-irminsul/
[2] Tacitus, Germania I.2, https://bibliothecaclassica.nl/attachments/article/20/Germania.pdf
[3] Jan de Vries, Altgermanische Religionsgeschichte. Bd. 2 Die Götter – Vorstellungen über den Kosmos – Der Untergang des Heidentums (Berlijn: De Gruyter, 1970), 15-16. https://scihub.se/10.1515/9783110855197.10

[4] Annales Regni Francorum, 772, https://archive.org/details/carolingianchron0000scho/page/48/mode/2up
[5] Rudolf van Fulda, Translatio Alexandri.
[6] Van Renswoude, “Eresburg endi Irminsúl.”
[7] Widukind van Corvey, Res gestae Saxonicae sive annalium libri tres I.12
[8] Maurits Gysseling, “Ermelo,” in: Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), http://bouwstoffen.kantl.be/tw/facsimile/?page=327
[9] Van Renswoude, “Eresburg endi Irminsúl.”
[10] De Vries, Altgermanische Religionsgeschichte, 16.
[11] Gabriel Turville-Petre, Nine Norse Studies, (London: Viking Society for Northern Research, University College London, 1972), 25-28.

4 gedachten over “Irmin

  1. Bedankt voor dit heldere overzicht! Het blijft inderdaad vaak uiteindelijk een kwestie van speculatie over hoe dingen feitelijk precies zaten. Wel vraag ik me af waarom de naam ‘Irmin’ in de tweede naamval zou moeten staan (en in welke taal?) als ‘Irminsul’ inderdaad ‘zuil van Irmin’ zou moeten betekenen – er worden toch heel vaak woorden samengevoegd waarbij klanken wegvallen? Dit op zich lijkt mij geen reden voor twijfel, en daarnaast betekent natuurlijk elke naam iets.

    1. Het is inderdaad best mogelijk dat ‘Irminsúl’ een samentrekking is van ‘Irmines súl’ (de taal is Oudsaksisch overigens). Maar die vorm is nergens overgeleverd. Dat zegt op zich niet zo veel, er is genoeg verloren gegaan met de tijd, maar ‘Irminsúl’ is goed te verklaren als ‘grote zuil’ en het is daarom niet per se nodig er een godennaam achter te zoeken. Maar zeker weten we het natuurlijk niet.

  2. Naar mijn stellige overtuiging was Irmin een god, die door de oude Germanen geprojecteerd werd op Yggdrasil, de wereldboom, die op zijn beurt weer geworteld was in de aarde, de heilige grond van Irminsul. Wanneer Jan de Vries de mogelijkheid niet uitsluit, dat Irmin verbonden was met de Indische god Aryaman, denk ik dat hij zich hierin vergist; ik zie namelijk geen enkel verband.

    1. Jan de Vries heeft het over een “oorspronkelijke connectie” tussen Irmin en Aryaman. Ik weet ook niet wat zijn precieze redenering hier is. Misschien bedoelt hij dat ze een gedeelde Proto-Indo-Europese oorsprong hebben, hoewel de naam Aryaman een andere wortel heeft dan *ermunaz. Ik zie ook niet hoe deze twee goden met elkaar verbonden zouden moeten zijn, maar het is net alsof je vier puzzelstukken hebt en je niet zeker weet of ze allemaal bij dezelfde puzzel horen. Het is heel erg in het duister tasten…
      Mooie connectie overigens, de Irminzuil die wortelt in de eormengrund.

Geef een reactie