Inscripties & afbeeldingen

Inscripties

Het grootste gedeelte van de goden van eigen bodem is alleen overgeleverd op inscripties uit de Romeinse tijd. De meeste inscripties zijn beschreven in het Corpus Inscriptionum Latinarum of CIL en hebben daarin een eigen identificatienummer (bijvoorbeeld CIL XIII 8815). De meeste inscripties die hier genoemd en beschreven worden, staan in volume XIII: Inscriptiones trium Galliarum et Germaniarum.

Enkele inscripties staan niet in het CIL en hebben in plaats daarvan hun Année Epigraphique-identificatienummer gekregen (bijvoorbeeld AE 1968 311, waarbij 1968 het jaartal is waarin het beschreven is) of hun Roman Inscriptions of Britain-identificatienummer (bijvoorbeeld RIB 1575).

Sommige inscripties zijn beschadigd. Dan worden de delen die niet meer te lezen zijn, ingevuld en tussen vierkante haakjes geplaatst. Als men niet weet wat er gestaan heeft, wordt […] gebruikt. Afkortingen worden ook ingevuld, maar dan tussen ronde haakjes. Zie bijvoorbeeld de inscriptie CIL XIII 8815. De leesbare letters zijn:

DEAE ADECD ES TVNGRI NAVTAE I FECTIONE ONSISTVNT V S L M

Dit is wat er waarschijnlijk gestaan heeft:

DEAE [VIR]ADECD [CIV]ES TVNGRI [ET] NAVTAE [QV]I FECTIONE [C]ONSISTVNT V S L M

En met de afkortingen ingevuld (en de V’s waar nodig omgezet in U’s) werd dit bedoeld:

DEAE [VIR]ADECD(IS) [CIV]ES TUNGRI [ET] NAUTAE [QU]I FECTIONE [C]ONSISTUNT V(OTUM) S(OLVERUNT) L(IBENTES) M(ERITO)

De laatste vier letters, “V S L M,” zijn het kenmerk waaraan we votiefstenen of votiefaltaren herkennen. “Votum solvent libens merito” betekent “heeft [zijn] belofte ingelost, gaarne en met reden.” Deze zin verwijst naar een ‘overeenkomst’ die de maker of donor maakte met een godheid: als de godheid hem of haar een gunst zou verlenen (bijvoorbeeld een veilige reis), zou hij of zij de godheid eren met een stenen altaar.

De inscripties zijn altijd in het Latijn. Sommige werden gemaakt door Romeinen die de lokale goden adopteerden, maar een groot deel werd gemaakt door geromaniseerde locals die vasthielden aan hun eigen goden. Niet alle votiefstenen zijn gevonden op de plaats waar de genoemde godheid werd vereerd; de bovengenoemde inscriptie staat bijvoorbeeld op een votiefsteen die gevonden werd bij Utrecht, terwijl de godin Viradecdis uit het gebied rond Tongeren kwam (de Tungri waren hier dan ook gedeeltelijke donors van de votiefsteen). Veel votiefstenen werden gemaakt door militairen en handelaars; beroepsgroepen die veel reisden. Sommige goden van eigen bodem worden dan ook in buitenlandse bodem gevonden, zoals de Alaisiagae.

De genoemde namen van de goden zijn veelal gelatiniseerd, waardoor sommige elementen verloren kunnen zijn gegaan. De spelling varieert vaak, zodat het soms niet goed te duiden is of het op twee verschillende inscripties om dezelfde god(in) gaat of een hele andere. Daar komt de onzekerheid van de moderne invullingen nog bij. Het is allerminst een exacte wetenschap.

Afbeeldingen

Er zijn niet veel afbeeldingen overgeleverd van de goden uit de Lage Landen. Afbeeldingen die niet vergezeld gaan van een inscriptie, zijn moeilijk te identificeren als de ene of de andere godheid. Dat wordt nog eens bemoeilijkt door het feit dat de Romeinen de goden van de overwonnen volkeren vaak identificeerden met hun eigen goden: een afbeelding van een jageres kan dus gewoon Diana voorstellen, maar evengoed een lokale godin van de jacht, zoals bijvoorbeeld Arduinna of Seneucaega. Slechts enkele godheden zijn goed te identificeren op afbeeldingen, zoals de godin Nehalennia, die er op iedere afbeelding min of meer hetzelfde uitziet.