Hurstrga was een Bataafse godin, wier naam wellicht ‘hoogte’ of ‘struikgewas’ betekende. Misschien werd ze vereerd op een heuvel bij haar vindplaats Bergakker, die nog eeuwenlang een rituele betekenis kan hebben gehad. Veel is er verder niet over haar bekend.

Wat we weten
De naam van de godin Hurstrga is overgeleverd dankzij een inscriptie op een votiefsteen die in 1955 bij Bergakker (Gelderland) werd gevonden. De inscriptie luidt: “DEAE HURSTRG(A)E EX P(RAECEPTO) EIUS VAL(ERIUS) SILVESTE[R] DEC(URIO) M(UNICIPII) BAT(AVORUM) POS(UIT) L(IBENS) M(ERITO),” in het Nederlands: “Voor de godin Hurstrga heeft Valerius Silvester, gemeenteraadslid van het Municipium der Bataven ( = Nijmegen), in haar opdracht dit altaar opgericht, gaarne en met reden.” De votiefsteen wordt gedateerd op 150 – 250 CE.[1]
Bij Bergakker werden ook andere vondsten gedaan, van onder andere munten, fibulae en een deel van een zwaardschede met een runeninscriptie. De vondsten komen uit verschillende perioden over een tijdspanne van enkele eeuwen.
Theorieën
Voor de interpretatie van de functie en verering van Hurstrga zijn we vooral aangewezen op haar naam. Die is Germaans van oorsprong. Het eerste gedeelte van de naam, Hurst-, heeft de betekenis ‘hoogte’ of ‘struikgewas (op zandige grond).’ Als de naam van de godin gerelateerd is aan hoogte, werd ze misschien op een heuvel vereerd – wellicht bij Berg-akker. Heuvels werden wel vaker als heilige plaatsen gezien; zie bijvoorbeeld ook Hercules Magusanus, een andere Bataafse god wiens tempel bij Empel op een heuvel stond. De andere vondsten die bij Bergakker gedaan werden, zouden erop kunnen duiden dat de heuvel nog eeuwenlang een religieuze betekenis bleef houden, waar deze voorwerpen geofferd werden, redeneert Tineke Looijenga. Maar de “minder romantische” verklaring dat die andere vondsten alleen de sporen zijn van een nederzetting, is eveneens plausibel.[2]
Referenties
[1] AE 1959, 0010 [2] Tineke Looijenga, “The Bergakker Find and it’s Context,” in Pfrozen und Bergakker – Neue Untersuchungen zu Runeninschriften, ed. Alfred Bammesberger en Gaby Waxenberger (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1999), 145-146. https://digi20.digitale-sammlungen.de/de/fs1/object/display/bsb00046490_00143.html |