Alles wat we heden ten dage weten over de goden van eigen bodem, hebben we te danken aan mensen die dingen opschreven of anderszins hun sporen nalieten. In de eerste tot de vijfde eeuw waren dat de Romeinen en de geromaniseerde locals, in de vroege middeleeuwen (zevende en achtste eeuw) waren het christelijke schrijvers die de heidense gewoonten van hun nog niet (volledig) gekerstende tijdgenoten fel veroordeelden – ironisch genoeg nu een belangrijke bron voor het heidendom uit die tijd. Ook na de kerstening bleef er een heidense onderstroom bestaan, die zich uiteindelijk geuit heeft in de volksverhalen die in de negentiende en twintigste eeuw zijn vastgelegd.
Sinds ongeveer de zestiende eeuw is er ook een trend van het reconstrueren dan wel doen herleven van het heidendom van de Lage Landen. De oudere uitingen daarvan worden hier niet besproken, maar op de pagina Boekrecensies worden (niet-academische) boeken over het heidendom van deze regionen gerecenseerd.
I. Romeinse bronnen (1e tot 5e eeuw):
- Inscripties en afbeeldingen overgeleverd in steen
- Auteurs – Tacitus, Plinius en Caesar
II. Vroegmiddeleeuwse bronnen (7e en 8e eeuw):
- St. Eligius en zijn preek waarin hij heidense gewoonten veroordeelt
- Indiculus superstitionum et paganiarum: een lijstje van heidense gebruiken
- Utrechtse Doopgelofte waarin drie heidense goden worden afgezworen
III. Moderne bronnen (19e tot 21e eeuw)
- Volksverhalen en de kanttekeningen die daarbij geplaatst moeten worden
- Boekrecensies van moderne boeken over het heidendom van deze regionen