Een Germaanse godin?
Hoe het sprookje gaat, weten we allemaal. Een meisje wordt door haar boze stiefmoeder aan het spinnen gezet bij de put. Als ze de spoel in het water laat vallen, moet ze erachteraan springen om hem terug te halen. Maar via de put komt ze in een andere wereld, waar ze, na enkele opdrachten uitgevoerd te hebben, een oude vrouw ontmoet. Zij doet het sneeuwen op aarde als ze haar donzen beddengoed uitschudt. Zij is degene die haar naam aan het sprookje geeft: Vrouw Holle.
Dit sprookje, opgetekend door de Gebroeders Grimm, is een van de vele verhalen over de figuur van Holle. Ze is bekend onder verschillende namen, zoals Perchta in Zuid-Duitsland en Fru Freke in Niedersachsen. Maar ze wordt gewoonlijk aangeduid met haar Oudhoogduitse naam: Holda.
Holda is een bijzonder interessante folklore-figuur, die zich bevindt op het snijpunt van folklore en heidendom. Het is namelijk goed mogelijk dat Holda een voortzetting is van de godinnen Fria en/of Hludana. Ze was een veelzijdig figuur. Uit het sprookje blijkt al dat ze in de hemel woont: als haar verenbed wordt uitgeschud, sneeuwt het op aarde. In de dertiende eeuw werd ze al “koningin van de hemel” genoemd en, en reeds rond het jaar 1000 vinden we haar als leidster van de Wilde Jacht, die door de lucht raast in stormachtige winternachten. In de nachten rond kerst zetten mensen voedsel voor haar buiten in ruil voor haar zegen en hulp.
Holda was ook de vrouwe van de spinkamer. In de kersttijd handhaafde ze het verbod op spinnen, de rest van het jaar strafte ze luie spinsters. Daarnaast werd ze geassocieerd met de dood en de onderwereld.[1] In het sprookje springt het meisje in de put om bij Vrouw Holle te komen, direct in de traditie van water als grens tussen werelden.
De naam Holda is afkomstig van Proto-Germaans *hulþaz, ‘goede geest,’ en is in essentie hetzelfde als het woord houde. Over haar afkomst zijn er uiteenlopende theorieën. Ze kan voortgekomen zijn uit een groep van meerdere houden, of ontstaan zijn als moedergodin, doodsgodin of verpersoonlijking van goedgezindheid. Ze gaat ver terug; onder de naam Holda werd ze reeds in het jaar 1000 genoemd, en het is waarschijnlijk dat ze in ieder geval deels teruggaat op heidense tijden. Desondanks bleef ze populair na de kerstening, iets waarvan het sprookje getuigt. Haar verering bleef, ondanks de veroordeling van de Kerk, eeuwenlang voortbestaan als onderstroom onder het christelijke geloof.[2]
In Duitsland was Holda dus wijd en zijd bekend. Maar kende men haar ook in de Lage Landen? Haar eventuele voorgangers, Fria en Hludana, werden hier vereerd, maar hoe staat het met Holda zelf?
Het Nederlandse equivalent van de naam Holda zou Houde zijn.[3] Die naam vinden we echter nergens terug. Ook onder andere namen zijn er geen vergelijkbare figuren bekend – het spoor van een veelbelovende vermelding van een Vrouw Vreke lijkt dood te lopen.[4] Een daadwerkelijke persoonlijke vrouwenfiguur komen we hier dus niet tegen.
Uit Noord-Brabant, Limburg en West-Vlaanderen komen echter verhalen over de houwvrouw, ook wel houwmouw of varende vrouwe genoemd, een benaming voor een wervelwind of windhoos. Meestal blaast de houwvrouw hooguit graanschoven omver,[5] maar in sommige volksverhalen worden er ook wel bomen gerooid.[6]
Is de houwvrouw een overblijfsel van Holda in haar rol als leidster van de Wilde Jacht? Het lijkt er wel op. Het deel houw- in houwvrouw is inderdaad verwant aan de naam Holda.[7] In de overlevering is ze bovendien expliciet verbonden met de Wilde Jacht, soms ook met andere figuren die voorkomen als leider van de Jacht.[8],[9] Het geen vreemde gedachte dat een windhoos de ‘leider’ is van de storm – en de houwvrouw dus de leidster van de Wilde Jacht.
Een andere naam voor de houwvrouw is, zoals gezegd, varende vrouwe. Varende vrouwen komen we ook elders tegen, maar dan duidelijk in meervoudsvorm. Zo worden ze genoemd in het dertiende-eeuwse gedicht Natuurkunde van het Geheelal.[10] Dat lijkt verwarrend: zijn er nou één of meerdere varende vrouwen? Maar deze ‘meervoudigheid’ vinden we ook bij Holda. Niet alleen verbindt haar naam haar met de houden, ze lijkt zelfs voort te komen uit die groep. Althans, dit is wat de Duitse bisschop Burchard van Worms schreef over “…een menigte demonen die tot de gelijkenis van een vrouw is getransformeerd, die in de dwaasheid van het gewone volk Holda wordt genoemd.”[11] De precieze relatie tussen Holda en haar gevolg van houden is moeilijk te reconstrueren, maar wellicht passen ook de enkelvoudige varende vrouwe en de meervoudige varende vrouwen in dit plaatje.
Het ziet er dus naar uit dat Holda inderdaad ook in deze streken bekend was. Misschien komen er uit de Lage Landen geen geen vernietigende teksten van kerkvaders die het geloof in Holda veroordelen, geen verhalen over spinsters of Wilde Jaagsters en geen fantastische sprookjes waarin iemand in de put springt en een donzen dekbed moet opschudden… maar wel een naam voor een natuurfenomeen. Een laatste overblijfsel van een Germaanse godin? Wie weet.
Referenties
[1] Thomas Leek, “Holda: Between Folklore and Linguistics,” Indogermanische Forschungen 113 (2008): 1-26. http://www.academia.edu/36695630/Holda_Leek_pdf [2] Ibid. [3] “Houde,” Taaldacht, taaldacht.nl/houde-2/ [4] Het spoor leidt naar een tekst van de negentiende-eeuwse Vlaming Victor Corémans (hier). Hij heeft het over een Vrouw Vreke die gelijkgesteld werd met Venus. Hij citeert verschillende teksten, maar die zijn óf niet vindbaar (Reta de Limbourg), óf komen uit Duitsland (Van den trouwen Eckhout), óf noemen geen Belgische Vrouw Vreke (Eccard). Hij heeft het ook over “récits populaires en Brabant et Limbourg,” volksverhalen dus, die erop zouden moeten duiden dat het Duitse verhaal eigenlijk uit België kwam, maar dat kan ik niet verifiëren. Het is niet zo dat hij een Romanticus is die een Belgische Holda probeert te vinden – hij betwijfelt zelfs of Vreke en Holda dezelfde figuur zijn – maar omdat Vrouw Vreke niet elders verschijnt, en je met negentiende-eeuwse volkskundigen vaak beter te voorzichtig dan te gretig kan zijn, houd ik het bestaan van Vrouw Vreke op ‘twijfelachtig.’ [5] Zoals in dit Limburgse verhaal: volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=11122 [6] Zoals in dit West-Vlaamse verhaal: volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=16992 [7] F. Debrabandere, “Houwmouw – (dial.),” in Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen (Zwolle: Wpg Be Davidsfonds, 2011), etymologiebank.nl/trefwoord/houwmouw [8] Zoals in dit Noord-Brabantse verhaal: http://www.verhalenbank.nl/items/show/45182 [9] ’t Daghet in het Oosten, jaargang 7, geciteerd in Edward Gaillard en Herman Ronse, Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912, http://www.dbnl.org/tekst/_ver025191201_01/_ver025191201_01_0063.php [10] Natuurkunde van het Geheelal r. 718, http://www.dbnl.org/tekst/_nat001natu01_01/_nat001natu01_01_0013.php [11] Burchard van Worms, Decretum 19. De Paenitentia. Zie Leek, “Holda,” (voetnoot 2) |