Een Germaanse godin?
Wie onderzoek doet naar folklore, heidendom en het snijpunt waar die twee elkaar ontmoeten, stuit onvermijdelijk op de figuur van Holda. Tegenwoordig is zij het best bekend als Vrouw Holle uit het gelijknamige sprookje van de Gebroeders Grimm, maar ze heeft vele namen, zoals Perchta in Zuid-Duitsland en Fru Freke in Niedersachsen.
De naam Holda is hetzelfde woord als houde, ‘goede geest,’ en het Nederlandse cognaat van Holda zou dan ook Houde zijn.[1] Het is goed mogelijk dat ze een voortzetting was van de godin Fria, die bekend is uit de vroege middeleeuwen, en wellicht gaat haar verering zelfs terug tot de Romeinse tijd en de godin Hludana.
Om de relevantie van Holda te begrijpen, is het eerst nodig om uiteen te zetten wie deze figuur was. Uit het sprookje van Grimm blijkt reeds dat ze in de hemel leeft: het uitschudden van haar verenbed doet het sneeuwen op aarde. Ook al eerder werd Holda bestempeld als “koningin van de hemel” en leidde ze de Wilde Jacht, die bij storm door de lucht raast. Holda werd ook geassocieerd met spinnen – ze strafte luie spinsters en handhaafde het spinverbod in de donkerste dagen van de winter. Deze tijd, de tijd rond Kerst, was zij bijzonder actief: de Wilde Jacht gebeurde vaak in december, en mensen zetten voedsel voor haar buiten in de winternacht. Daarnaast werd ze geassocieerd met de doden en de onderwereld – denk aan de put waarin het meisje in het sprookje springt om bij Vrouw Holle te komen.[2]
Over het ontstaan van Holda bestaan uiteenlopende theorieën. Ze kan voortgekomen zijn uit meerdere houden, of ontstaan zijn als moedergodin, doodsgodin of verpersoonlijking van goedgezindheid. Haar verering gaat ver terug; onder de naam Holda werd ze reeds in het jaar 1000 genoemd, en het is waarschijnlijk dat ze in ieder geval deels teruggaat op heidense tijden. Desondanks bleef ze populair na de kerstening, iets waarvan het sprookje getuigt. Haar verering bleef, ondanks de veroordeling van de Kerk, eeuwenlang voortbestaan als onderstroom onder het christelijke geloof.[3]
Holda is daarmee een van de belangrijkste en intrigerendste figuren uit het Duitse volksgeloof. Maar kende men haar ook in de Lage Landen? De naam Holda of de Nederlandse variant Houde vinden we niet terug in middeleeuwse en latere teksten. Ook onder andere namen zijn er geen vergelijkbare figuren bekend – het spoor van een veelbelovende vermelding van een Vrouw Vreke lijkt dood te lopen.[4] Een daadwerkelijke persoonlijke vrouwenfiguur komen we hier dus niet tegen.
Uit Noord-Brabant, Limburg en West-Vlaanderen komen echter verhalen over de houwvrouw, ook wel houwmouw of varende vrouwe genoemd, een benaming voor een windhoos. Meestal blaast deze hooguit graanschoven omver,[5] maar in sommige volksverhalen worden er ook wel bomen gerooid.[6]
Is de houwvrouw een overblijfsel van Holda in haar rol als leidster van de Wilde Jacht? Het lijkt er wel op. Het deel houw- in houwvrouw is inderdaad verwant aan de naam Holda.[7] In de overlevering is ze bovendien expliciet verbonden met de Wilde Jacht, soms ook met andere figuren die voorkomen als leider van de Jacht.[8],[9] Het geen vreemde gedachte dat een windhoos de ‘leider’ is van de storm – en de houwvrouw dus de leidster van de Wilde Jacht.
Een andere naam voor de houwvrouw is, zoals gezegd, varende vrouwe. Varende vrouwen komen we ook elders tegen, maar dan duidelijk in meervoudsvorm. Zo worden ze genoemd in het dertiende-eeuwse gedicht Natuurkunde van het Geheelal.[10] Dat lijkt verwarrend: is er nou één of meerdere varende vrouwen? Maar deze ‘meervoudigheid’ vinden we ook bij Holda. Niet alleen verbindt haar naam haar met de houden, ze lijkt zelfs voort te komen uit die groep. Althans, dit is wat de Duitse bisschop Burchard van Worms schreef over “…een menigte demonen die tot de gelijkenis van een vrouw is getransformeerd, die in de dwaasheid van het gewone volk Holda wordt genoemd.”[11] De precieze relatie tussen Holda en haar gevolg is moeilijk te reconstrueren, maar de varende vrouwen maken de connectie tussen Holda en de houwvrouw alleen maar sterker.
Het ziet er dus naar uit dat Holda inderdaad ook in deze streken bekend was. Misschien komen er uit de Lage Landen geen geen vernietigende teksten van kerkvaders die het geloof in Holda veroordelen, geen verhalen over spinsters of Wilde Jaagsters en geen fantastische sprookjes waarin iemand in de put springt en een donzen dekbed moet opschudden… maar wel een naam voor een natuurfenomeen. Een laatste overblijfsel van een Germaanse godin? Wie weet.
Referenties
[1] “Houde,” Taaldacht, taaldacht.nl/houde-2/ [2] Thomas Leek, “Holda: Between Folklore and Linguistics,” Indogermanische Forschungen 113 (2008): 1-26. http://www.academia.edu/36695630/Holda_Leek_pdf [3] Ibid. [4] Het spoor leidt naar een tekst van de negentiende-eeuwse Vlaming Victor Corémans (hier). Hij heeft het over een Vrouw Vreke die gelijkgesteld werd met Venus. Hij citeert verschillende teksten, maar die zijn óf niet vindbaar (Reta de Limbourg), óf komen uit Duitsland (Van den trouwen Eckhout), óf noemen geen Belgische Vrouw Vreke (Eccard). Hij heeft het ook over “récits populaires en Brabant et Limbourg,” volksverhalen dus, die erop zouden moeten duiden dat het Duitse verhaal eigenlijk uit België kwam, maar dat kan ik niet verifiëren. Het is niet zo dat hij een Romanticus is die een Belgische Holda probeert te vinden – hij betwijfelt zelfs of Vreke en Holda dezelfde figuur zijn – maar omdat Vrouw Vreke niet elders verschijnt, en je met negentiende-eeuwse volkskundigen vaak beter te voorzichtig dan te gretig kan zijn, houd ik het bestaan van Vrouw Vreke op ‘twijfelachtig.’ [5] Zoals in dit Limburgse verhaal: volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=11122 [6] Zoals in dit West-Vlaamse verhaal: volksverhalenbank.be/mzoeken/zoeken_Detail.php?ID=16992 [7] F. Debrabandere, “Houwmouw – (dial.),” in Limburgs etymologisch woordenboek: de herkomst van de woorden uit beide Limburgen (Zwolle: Wpg Be Davidsfonds, 2011), etymologiebank.nl/trefwoord/houwmouw [8] Zoals in dit Noord-Brabantse verhaal: http://www.verhalenbank.nl/items/show/45182 [9] ’t Daghet in het Oosten, jaargang 7, geciteerd in Edward Gaillard en Herman Ronse, Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912, http://www.dbnl.org/tekst/_ver025191201_01/_ver025191201_01_0063.php [10] Natuurkunde van het Geheelal r. 718, http://www.dbnl.org/tekst/_nat001natu01_01/_nat001natu01_01_0013.php [11] Burchard van Worms, Decretum 19. De Paenitentia. Zie Leek, “Holda,” (voetnoot 2) |