De Alaisiagae waren godinnen die als paar vereerd werden. Waarschijnlijk waren er twee Alaisiagae, die meerdere namen hadden. Als godinnen van het recht en/of de strijd vergezelden ze Mars Thingsus, wellicht waren ze verwant aan de Walkuren uit de Noordse mythologie. Ze werden vereerd door de soldaten van de Tuihanti en de Frisii, die in Noord- en Oost Nederland leefden.

Wat we weten
De Alaisiagae worden genoemd op een totaal van drie inscripties. Alle drie zijn ze gevonden in Noord-Engeland, waar in de Romeinse tijd de Muur van Hadrianus stond, maar werden ze gemaakt door Germaanse inwoners van de Lage Landen.
De eerste inscriptie luidt: “DEO MARTI THINGSO ET DUABUS ALAISIAGIS BEDE ET FIMMILENE ET N(UMINI) AUG(USTI) GERM(ANI) CIVES TUIHANTI V(OTUM) S(OLVERUNT) L(IBENTES) M(ERITO),” oftewel “Aan de god Mars Thingsus en de twee Alaisiagae, Beda en Fimmilena, en aan de goddelijkheid van de keizer, hebben de Germaanse burgers van de Tuihanti hun belofte ingelost, gaarne en met reden.” De geschatte datum van de inscriptie is 122 tot 300 CE.[1]
De tweede inscriptie werd gevonden in 1920 op een votiefsteen: “DEABUS ALAISIAGIS BAUDIHILLIE ET FRIAGABI ET N(UMINI) AUG(USTI) N(UMERUS) HNAUDIFRIDI V(OTUM) S(OLVIT) L(IBENS) M(ERITO),” oftewel: “Aan de godinnen Alaisiagae, Baudihillia en Friagabis, en aan de goddelijkheid van de keizer, heeft de eenheid van Hnaudifridus zijn belofte ingelost, gaarne en met reden.” Ook deze steen wordt gedateerd op 122-300 CE.[2]
Een derde inscriptie, in 1883 gevonden op een votiefsteen, noemt wel twee Alaisiagae, maar geeft geen namen: “DEO MARTI ET DUABUS ALAISIAGIS ET N(UMINI) AUG(USTI) GER(MANI) CIVES TUIHANTI CUNEI FRISIORUM VER(COVICIANORUM) SE(VE)R(IANI) ALEXANDRIANI VOTUM SOLVERUNT LIBENT[ES] M(ERITO),” in het Nederlands: “Aan de god Mars en de twee Alaisiagae, en aan de goddelijkheid van de keizer, hebben de Germaanse burgers van de Tuihanti van de Friese cuneus van Vercovicium, van Severus Alexander, hun gelofte ingelost, gaarne en met reden.” Deze inscriptie wordt gedateerd op 222-235 CE.[3]
Afbeeldingen
Bij de eerste van de inscripties voor de Alaisiagae werden twee afbeeldingen gevonden van vrouwen die mogelijk de Alaisiagae voorstellen. De inscriptie staat gegraveerd in een stenen pilaar, die de linker deurpost vormde van de ingang van de tempel. Aan de zijkant van de pilaar staat een reliëf van een vrouw in een lang, Romeins gewaad. Haar ene hand houdt haar rokken op, haar andere hand steekt ze uit. Misschien is zij één van de Alaisiagae, en is de afbeelding van de andere Alaisiaga – op de rechter deurpost – verloren gegaan. Op dezelfde plaats werd ook de boogvormige bovenkant van de deurpost gevonden, waarop wel twee vrouwen staan afgebeeld. Ze zijn naakt en flankeren een voor de strijd uitgedoste Mars. In de ene hand houden ze een lauwerkrans, in de andere – de hand die naar Mars wijst – een langwerpig voorwerp, dat afwisselend als palmtak, stok of zwaard is geïnterpreteerd. De afbeeldingen staan onderaan deze pagina.
Theorieën
Hoewel er geen sporen van de verering van de Alaisiagae zijn gevonden in de Lage Landen, leefden de Tuihanti, die twee van de drie inscripties maakten, in het huidige Twente. Eén van de twee inscripties noemt ook de Frisii, die in Noord-Nederland leefden. De naam Hnaudifridus, die op de tweede inscriptie wordt genoemd, is Germaans en behoorde vermoedelijk ook toe aan een lid van de Tuihanti of de Frisii.[4] Waarschijnlijk werden de Alaisiagae ook hier in het thuisland van de Tuihanti vereerd; ze gelden daarmee als godinnen van eigen bodem.
De theorieën rond de Alsaisiagae zijn onder te verdelen in twee kampen. Het ene kamp interpreteert ze als strijdgodinnen, verwant aan de Walkuren uit de Noordse mythologie, het andere kamp ziet ze als rechtsgodinnen, die verantwoordelijk waren voor de thing, de volksvergadering-rechtbank.
Een associatie met de strijd is te zien in de naam Baudihilia, wat verklaard wordt als ‘overwinningsstrijdster’ (zie ook Baduhenna). Haar zuster Friagabis, wier naam ‘vrijgevig’ betekent, zou dan wellicht ‘vrijgevig met buit’ zijn.[5] Op de afbeelding houden de twee vrouwelijke figuren langwerpige voorwerpen vast; wellicht zijn dat knuppels of zwaarden. Daarnaast worden de Alaisiagae op twee van de drie inscripties naast Mars genoemd, de Romeinse oorlogsgod.
De connectie met het recht is echter ook sterk. Op één van de inscripties wordt namelijk niet ‘gewoon’ Mars genoemd, maar Mars Thingsus, die zonder twijfel de god van het recht was. En de namen Beda en Fimmilena lijken ook verbonden met het recht: ze zijn wel in verband gebracht met de de Oudfriese rechtstermen bodthing, ‘dagvaarding,’ en fimelthing, ‘oordeel.’[6]
Waren de Alaisiagae Beda en Fimmilena dan wel dezelfden als de Alaisiagae Baudihillia en Friagabis? Waarschijnlijk wel. De derde inscriptie uit Housesteads noemt alleen “de twee Alaisiagae” – als er meerdere soorten Alaisiagae waren geweest, zouden de dedicanten hebben gespecificeerd welke Alaisiagae ze bedoelden. Het gaat hier dus vermoedelijk om een enkel paar godinnen met verschillende namen. Misschien waren de allitererende Beda en Baudihillia twee namen voor de ene godin, en Fimmilena en Friagabis voor de andere.[7]
Waarschijnlijk gaat het hier dus om een enkel godinnenpaar, met de dubbele rol van strijd- en rechtsgodinnen. Die twee functies lijken wellicht tegenstrijdig met elkaar, maar in de Germaanse samenleving waren oorlog en recht nauw met elkaar verbonden (zie verder ook de pagina van Thingus). De meningen zijn verdeeld over wat dan de hoofdfunctie van de Alaisiagae was. Sommigen betitelen ze uitsluitend als rechtsgodinnen, anderen zien de Alaisiagae vooral als strijdgodinnen en voorloopsters van de Walkuren uit de Noordse mythologie (zie ook Baduhenna).[8]
De benaming Alaisiagae zelf geeft op dat vlak geen uitsluitsel. De naam is waarschijnlijk Germaans. Een verbinding met het Oudnoorse eisa, van *aisjan, zou een betekenis ‘de Verschrikkelijke Aanstormenden’ opleveren – een goede titel voor strijdgodinnen –, maar een andere mogelijkheid is dat het woord verwant is met het Oudfriese asega, ‘wetspreker.’ Weer een andere verklaring verbindt de naam met het Oudnoorse eira, ook van *aisjan, wat van Alaisiagae ‘de Algeëerden’ zou maken.[9] Die laatste verklaring is het meest waarschijnlijk, maar levert verder geen conclusie op over de hoofdfunctie van de Alaisiagae.[10]
Bron: Archeologisch rapport 1885
Bron: Archeologisch rapport 1885
Referenties
[1] RIB 1593 [2] RIB 1576 [3] RIB 1594 [4] J. E. Bogaers, “Een Bataaf in Dalmatia,” Numaga: Tijdschrift Gewijd aan Heden en Verleden van Nijmegen en Omgeving 13, 4, (1966), 165. https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/26467/26467 [5] B. H. Stolte, “Die religiösen Verhältnisse in Niedergermanien,” in Religion (Heidentum: Religiösen Verhältnisse im Provinzen), ed. Wolfgang Haase (Berlijn: De Gruyter, 1986), 656. sci-hub.tw/10.1515/9783110861464-012 [6] Ibid. [7] Ibid. [8] Charles Donahue, “The Valkyries and the Irish War-Goddesses,” PMLA 56, no. 1 (1941): 8-11. https://www.jstor.org/stable/458935 [9] Jan de Vries, Altgermanische Religionsgeschichte. Bd. 2 Die Götter – Vorstellungen über den Kosmos – Der Untergang des Heidentums (Berlijn: De Gruyter, 1970), 317. https://sci-hub.tw/10.1515/9783110855197.288. [10] Rudolf Simek, “Alaisiagae,” in Dictionary of Northern Mythology, vert. Angela Hall(Cambridge: DS Brewer, 1993). |